Partneralimentatie is bedoeld om echtgenoten te behoeden voor financiële nood na afloop van een echtscheiding. Zolang partijen het met elkaar eens zijn, kunnen zij met betrekking tot partneralimentatie alles wat zij willen met elkaar afspreken. Men kan de wet in die gevallen dus buiten beschouwing laten. De wettelijke regels met betrekking tot partneralimentatie worden pas belangrijk als men er samen niet uitkomt. 

Een korte zoektocht op internet over de geschiedenis van partneralimentatie doet vermoeden dat de man al in het jaar 1780 voor Christus bij het scheiden van zijn vrouw muntstukken aan haar moest betalen en de verkregen bruidsschat moest teruggeven. Bij de Romeinen was het schijnbaar gebruikelijk om een vrouw geld te betalen na een scheiding en ik las ergens dat de term ‘alimentatie’ uit het Latijn komt en afstamt van het werkwoord ‘alere’ dat ‘zor-gen voor’ betekent. Tijdens de Middeleeuwen gold het canoniek recht waarbij de Katho-lieke Kerk de echtscheiding als een zonde beschouwde. Ongelukkige huwelijken werden nietig verklaard waardoor een officiële echtscheiding omzeild werd. In die gevallen verloor de vrouw haar rechten en eventuele alimentatie. Als er toch gescheiden werd, was de man verplicht de ex-vrouw te voorzien in haar levensbehoeften op straffe van excommunicatie. Hoewel de liberale stromingen in de negentiende eeuw het scheidingsproces gemakkelijker maakten, werd scheiden in eerste instantie alleen mogelijk als er sprake was van slecht gedrag van een partner. Alimentatie werd sterk in verband gebracht met misstanden tijdens het huwelijk. De man moest alimentatie betalen omdat hij zich had misdragen terwijl de vrouw – als zij zich misdragen had – haar recht op betaling van de man verloor. De schuldvraag in scheidings-kwesties verviel in de jaren zeventig. In dat decennium werd vastgelegd dat de man ook in aanmerking kon komen voor ontvangst van alimentatie van de vrouw. Immers, de situatie waarbij alleen de vrouw aanspraak kon maken op alimentatie kwam neer op geslachtsdiscriminatie. In de jaren negentig werd de duur van alimentatie beperkt tot twaalf (12) jaar. Hoewel in Nederland de termijn van twaalf jaar begin 2020 beperkt is naar vijf (5) jaar, heeft een dergelijke wetswijziging op Curaçao nog niet plaatsgevonden. 

Sterker nog, de Hoge Raad der Nederlanden heeft afgelopen maart het Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba teruggefloten nadat het Hof in 2019 ambtshalve bepaalde dat de alimentatiebijdrage die de man aan de vrouw diende te betalen in tijd beperkt moest worden tot vijf (5) jaar. Het betrof een zaak waarin het Hof eerst vaststelde dat de man, in verband met zijn conflict met de vrouw, het moedwillig aan had laten komen op een deconfiture van de succesvolle onderneming die de ex-partners al sinds jaar en dag gezamenlijk in stand hielden. Voor de vrouw was het moeilijk te verkroppen dat het Hof de mening was toegedaan dat zij – die ervoor gezorgd had dat het gezamenlijke bedrijf een goedlopende onderneming was geworden – in staat moest zijn om opnieuw een bloeiend bedrijf op te zetten en zichzelf daarmee te onderhouden. Haar leeftijd of gebrek aan opleiding achtte het Hof – anders dan het Gerecht in Eerste Aanleg – daarbij geen belemmering. In het vorenstaande, en eveneens in de (gevorderde) leeftijd van de man zag het Hof ambtshalve aanleiding om de bijdrage die de man moest betalen in tijd te beperken tot vijf jaar. De vrouw ging met succes tegen de beslissing van het Hof in cassatie en de Hoge Raad oordeelde dat haar klacht terecht was. 

De wet kent de rechter de bevoegdheid toe om ‘op verzoek van een van de echtgenoten’ de uitkering toe te kennen onder vaststelling van voorwaarden en van een termijn. Uit de stukken van het geding blijkt echter niet dat de vrouw of de man heeft verzocht om aan de onderhoudsbijdrage een termijn te verbinden. De beslissing van het Hof om de bijdrage die de man moest betalen in tijd te beperken tot vijf jaar is dan ook in strijd met de wet. 

Daaruit vloeit voort dat het mogelijk is om te verzoeken om de duur van de partneralimentatie te limiteren. In april 2020 overwoog het Hof dat aan de man – op grond van de wet – de bevoegdheid toekwam om in hoger beroep zijn oorspronkelijke verzoeken te veranderen of te vermeerderen. Hierbij ging het om een zaak waarin de man in (incidenteel) hoger beroep zijn oorspronkelijke verzoeken aanvulde met een verzoek de duur van de partneralimentatie te limiteren. De toelaatbaarheid daarvan moest, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden, aldus het Hof, overschreden als de wijziging van de verzoeken leidt tot onredelijke vertraging van de procedure en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging. Hiervan was in dit recente geval geen sprake. 

Limitering van alimentatie door de rechter heeft in beginsel een definitief – en daardoor ingrijpend – karakter. Dit is volgens het Hof reden om hoge eisen te stellen aan de stelplicht van de alimentatieplichtige. De alimentatieplichtige dient nauwkeurige gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat beëindiging na verloop van een bepaalde termijn gerechtvaardigd is. Het valt dus ten zeerste aan te raden om – als u van plan bent een verzoek in te dienen om de duur van de partneralimentatie te limiteren – dit onder de aandacht van de rechter te brengen. Ik help u daar natuurlijk graag bij. Voor meer informatie kunt u vrijblijvend contact met mij opnemen.