Wonen op een tropisch eiland: er zijn steeds meer mensen die daar bewust voor
kiezen. Na de grote oversteek concluderen sommigen dat het wonen op een eiland alles is waar zij op hoopten, én meer. Waar de verwachtingen van emigreren naar een ander (ei)land bij sommigen ruimschoots worden waargemaakt, kan het ook anders lopen en ontstaat er ná de emigratie op enig moment een steeds groter verlangen of (acute) noodzaak om het (ei)land weer te verlaten.

Als een verzorgende ouder met de kinderen verhuist naar een plek op grote afstand
van de oude, kan dat consequenties hebben voor de mogelijkheden van de kinderen om met regelmaat contact met de achterblijvende ouder te onderhouden. Het vertrek kan ook gevolgen hebben voor de wijze waarop het gezamenlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend. Niet alleen de verblijfplaats van de kinderen wijzigt, maar ook de school verandert en misschien moet de zorgregeling aangepast worden. In dergelijke gevallen is de toestemming van de andere ouder (die niet verhuist) nodig of vervangende toestemming van de rechter, anders wordt er gehandeld in strijd met het gezamenlijk gezag. De meeste ouders die het gezamenlijk gezag over een (of meerdere) kind(eren) hebben, komen er gelukkig samen en in onderling overleg wel uit. Met een beetje geluk geeft de achterblijvende ouder toestemming om het (ei)land met het kind te verlaten en worden er tijdig goede afspraken gemaakt over de omgang tussen de achterblijvende ouder en het vertrekkende kind. Maar, er kan natuurlijk ook verschil van mening ontstaan over de (noodzaak van de) verhuizing van een gezaghebbende ouder met de kinderen naar het buitenland tussen de ouder die met de kinderen naar het buitenland wenst te verhuizen en de andere ouder die daarvoor geen toestemming verleent.

De jurisprudentie over verhuiskwesties is divers en interessant. De rechtspraak wijst
niet alleen uit dat het belang van het kind bij dergelijk ingewikkelde meningsverschillen over ‘de verhuizing’ voorop dient te staan, maar ook dat andere belangen soms zwaarder kunnen wegen dan het belang van het kind. Rechters moeten in verhuiszaken alle omstandigheden van het geval in acht nemen en de betrokken belangen – en met name de belangen van het kind – nauwkeurig tegen elkaar afwegen. Bij de beantwoording van de vraag of er vervangende toestemming door de rechter zal worden verleend of de vrijheid om te verhuizen met de kinderen juist zal worden beperkt, kunnen de in de rechtspraak ontwikkelde ‘verhuiscriteria’ een belangrijke rol spelen, tenzij de verhuizing geen noemenswaardige gevolgen heeft voor de vigerende zorgregeling. Een verhuizing met kinderen zónder toestemming van de achterblijvende ouder of vervangende toestemming van de rechter kan zowel in geval van gezamenlijk gezag als in geval van eenhoofdig gezag voorkomen worden door een verhuisverbod of ongedaan worden gemaakt als de rechter een bevel tot terugverhuizing geeft. Dat kan in gevallen waarbij door de rechter wordt vastgesteld dat het belang van het kind door de verhuizing onaanvaardbaar in het gedrang komt. Het staat de ouder met eenhoofdig gezag tegenwoordig evenmin geheel vrij om te verhuizen met een kind, zeker niet als die ouder door de verhuizing niet meer voldoet aan de verplichting om de omgang tussen het kind en de achterblijvende ouder te bevorderen.

De vertrekkende ouder moet er dus rekening mee houden dat de bevoegdheid om te beslissen tot een verhuizing zónder (vervangende) toestemming achteraf door de
rechter kan worden beperkt als de verhuizing tot gevolg heeft dat de omgang van de kinderen met de andere ouder onder druk komt te staan of niet langer in dezelfde frequentie als vóór de verhuizing kan worden vormgegeven. Dat wil niet zeggen dat een ouder met eenhoofdig gezag per definitie toestemming van de ander nodig heeft om met het kind te mogen verhuizen. Het verbod om te verhuizen of het gebod om terug te verhuizen is in daartoe geëigende gevallen in feite een extra instrument om te bewerkstelligen dat een kind met beide ouders contact kan (blijven) onderhouden. Onlangs oordeelde de Curaçaose rechter in een zaak waarin een ouder met eenhoofdig gezag zónder voorafgaand overleg (met de achterblijvende ouder) met het kind het eiland verliet, dat de gebrekkige juridische positie van de achterblijvende ouder binnen het bestek van het kort geding een te vergaande maatregel was voor toewijzing van de meest ingrijpende vordering: het terughalen van de minderjarige naar Curaçao. Het kind was niet erkend door de achterblijvende ouder, maar er bestond wel een serieuze ouder-kindrelatie tussen de achterblijvende ouder en het kind. Een bevel om het kind af te geven, dan wel een (tijdelijke) wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige bleef in die zaak dus uit. De rechter stelde wél vast dat de vertrekkende ouder met diens handelwijze het ouderlijk gezag heeft veronachtzaamd. Voor het geestelijk welzijn en de ontwikkeling van het kind was het volgens de rechter allesbehalve bevorderlijk om het kind zo plotsklaps uit de vertrouwde omgeving te halen zonder het kind afscheid te laten nemen van de achterblijvende ouder met wie het kind op zeer regelmatige basis contact had, en zonder afspraken te maken over toekomstig contact en de omgang. De rechter nam uiteindelijk gepaste maatregelen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder, door in het vonnis een tijdelijke omgangsregeling vast te stellen. Hoewel het kind niet naar Curaçao werd teruggehaald, heeft de achterblijvende ouder via een aangespannen bodemprocedure uiteindelijk vervangende toestemming gekregen om het kind te mogen erkennen en is bepaald dat voortaan aan beide ouders het gezamenlijk gezag zal toekomen.

Kortom, de belangenafweging die de rechter maakt (en de factoren daarbij het zwaarst wegen) verschilt per geval. Als u benieuwd bent naar ons advies in uw situatie kunt u contact met ons opnemen via het e-mailadres info@true-lawyers.com.