Ter lering en vermaak schreef ik mij enige tijd geleden in voor een cursus Personen- en Familierecht aan de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de University of Curaçao. Enkele weken later zat ik in de schoolbanken ijverig aantekeningen te maken terwijl mr. Ineke de Hondt met gepast enthousiasme boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met ons doorkamde.
Eén van de vele onderwerpen die tijdens de cursus de revue passeerden, betrof ali-mentatie ofwel een verplichting tot het verstrek-ken van levensonderhoud. Al bladerend in mijn wetbundel dwaalden mijn gedachten af naar een zaak waarin mijn cliënt, een succesvolle zakenman, zich geconfronteerd zag met een verzoek om echtscheiding. Ook had zijn echtgenote zich tot het Gerecht gewend om een maandelijks bedrag aan partneralimentatie van mijn cliënt te ontvangen.
Zijn echtgenote was woonachtig in het buitenland en zij had Curaçao al geruime tijd geleden verlaten. Op het moment van indiening van haar verzoeken woonden partijen inmiddels ruim tien jaar gescheiden van elkaar. Naar de mening van de man was er van behoeftigheid van de vrouw geen sprake nu er vele jaren na het feitelijk uit-eengaan waren verstreken. Bovendien had hij zijn echtgenote sinds haar vertrek naar het buitenland niet voorzien van een financiële (maandelijkse) bijdrage en zij was al die jaren in staat geweest om in haar levensonderhoud te voorzien. De man kon dan ook niet inzien waarom de vrouw pas in het kader van de echtscheiding behoeftig zou zijn geworden.
De verplichting tot het betalen van alimentatie kan ingevolge de wet voortvloeien uit een huwelijk of geregistreerd partnerschap (partneralimentatie) of uit gezamenlijk gezag, bloed- of aanverwantschap (kinderalimentatie of een bijdrage voor jongminderjarigen). De wet bepaalt wie gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud en de wettelijke maatstaven voor de bepaling van het bedrag dat voor levensonderhoud verschuldigd is, zijn de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. Men is behoeftig als men zelf niet in het eigen onderhoud kan voorzien, dat wil zeggen indien men de nodige eigen middelen mist en die ook in redelijkheid niet kan verwerven. Bij het bepalen van de draagkracht besteedt de rechter aandacht aan de vraag wat degene die verplicht is tot het verstrekken van levensonderhoud kan betalen. De grondslag voor partneralimentatie is de door het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ontstane lotsverbondenheid. Bij partneralimentatie is het uitgangspunt dat een ieder in zijn eigen levensonderhoud dient te voorzien.
Tot groot geluk van mijn cliënt bleek uit een aantal gepubliceerde rechterlijke uitspraken, waarin jaren na de ontbinding van het huwelijk nog een verzoek om partneralimentatie werd ingediend, dat de eigen welstand die onderhoudsgerechtigden zich bij het uit-eengaan hadden aangemeten bepalend is voor de behoefte. Niet valt in te zien waarom de in die uitspraken gehanteerde redenering niet toepasbaar zou zijn in de onderhavige situatie waarin het huwelijk nog niet is ontbonden, maar partijen feitelijk al langer dan tien jaar uit elkaar zijn. Het feit dat de vrouw behoefte heeft aan partneralimentatie brengt nog niet automatisch met zich mee dat zij recht daar recht op heeft. Bovendien had de vrouw geen inzage in haar inkomenspositie verschaft door met bijvoorbeeld bankafschriften of andere stukken te onderbouwen waarom haar inkomen – buiten haar toedoen – ontoereikend zou zijn om in haar eigen behoefte te voorzien. Ook liet de vrouw na om aan te tonen dat zij een of meerdere pogingen had ondernomen om haar verdiencapaciteit ten volste te benutten terwijl zij daartoe wel gehouden is. Het had in de rede gelegen om met sollicitatiebrieven aan te tonen dat zij (tevergeefs) inspanningen verricht had om aan de arbeidsmarkt deel te nemen.
Terwijl Ineke de Hondt inmiddels bij het onderwerp ‘ouderschap’ was beland, dacht ik nog steeds aan deze zaak en met name aan de dag waarop de mondelinge behandeling – over het algemeen het (gebroken) hart van de civiele procedure – plaatsvond. Het gesprek tussen de rechter en partijen vervult een centrale rol in het uitwisselen van informatie over feiten, emoties, belangen en behoefte in deze kwesties. De dynamiek van de mondelinge behandeling kwam in deze zaak echter niet tot zijn recht nu de vrouw, die zich had laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, niet aanwezig was. Desalniettemin verliep de mondelinge behandeling verrassend anders dan verwacht. De rechter kwam namelijk niet toe aan het bepalen van de behoeftigheid van de vrouw, noch aan het bepalen van de draagkracht van mijn cliënt.
De kakelverse pleitnotities werden op verzoek van de rechter opzij geschoven en hij stelde vast dat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat er nog een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moest plaatsvinden. Voorts opperde de rechter het idee dat mijn cliënt, als voorschot op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de daaruit voortvloeiende verrekenposten, maandelijks een bedrag aan de vrouw zou betalen onder de voorwaarde dat zij haar verzoek om partneralimentatie zou intrekken. Met dit idee van de rechter zou er een einde komen aan de door de vrouw gestelde behoeftigheid. Daarnaast was de rechter ervan overtuigd dat dit plan ook een drijfveer zou zijn om zo spoedig mogelijk tot een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te geraken. Mijn cliënt en de gemachtigde van de vrouw stemden direct met dit plan in waarna ter zitting een vaststellingsovereenkomst werd opgesteld en ondertekend. Terwijl mevrouw De Hondt aankondigde dat het tijd was voor een korte onderbreking van de cursus en wij het lokaal verlieten om onder het genot van een versnapering een ‘frisse neus’ te halen, kwam ik tot de conclusie dat ik aan den lijve had ondervonden dat het vaststellen van partneralimentatie een discretionaire bevoegdheid van de rechter is en geen recht waar zonder meer aanspraak op gemaakt kan worden. De rechter verdient een pluimpje voor de wijze waarop hij partijen tot een praktische oplossing heeft weten te brengen. Geen draagkrachtmeting, geen behoeftebepaling, geen winnaars, geen verliezers!