Hoewel kinderontvoeringszaken over het algemeen heftig en ingrijpend zijn, liep de
laatste internationale ontvoeringszaak die ik in behandeling had gelukkig met een grote sisser af. In die zaak leefden man en vrouw ongehuwd samen na de geboorte van hun enige kind. Hoewel de man het kind erkend had, had het stel spijtig genoeg het ritje naar het gezagsregister bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet gemaakt. De man was zich, net als zoveel andere mannen op het eiland, niet bewust van het feit dat hij geen gezag over zijn kind had. Op enig moment vertrok de vrouw (die van rechtswege met het eenhoofdig gezag belast was) onaangekondigd met het kind naar het buitenland. De vrouw had de man voorafgaand aan het vertrek met het kind niet op de hoogte gesteld van de voorgenomen verhuisplannen. De vrouw had evenmin om toestemming verzocht om het kind mee te nemen naar het buitenland en zij was in eerste instantie niet voornemens om het kind, op verzoek van de vader, vrijwillig aan hem af te geven.
Nadat de man zwaar aangeslagen mijn kantoor verliet, schreef ik de vrouw per e-mail aan en verzocht haar vriendelijk doch dringend om het kind binnen 24 uur aan de man af te geven. De vrouw weigerde in eerste instantie het kind terug te brengen naar Curaçao en zij wilde zelfs niet kwijt op welk adres zij en het kind zich bevonden. Op verzoek van de man heb ik daarop twee verzoekschriften, waaronder een verzoek in kort geding tegen de vrouw, bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao ingediend. Wij verzochten onder andere om afgifte van het kind aan de man, gezamenlijk gezag met vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man (op Curaçao). Ik stelde mij op het standpunt dat de Curaçaose rechter bevoegd was om kennis te nemen van de verzoeken en ik baseerde die bevoegdheid destijds op het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1961. Zodra de vrouw kennisnam van de namens de man getroffen rechtsmaatregelen, besloot zij vrijwillig met de minderjarige naar Curaçao
terug te keren. Niet lang daarna ontving ik een gezellige foto van een herenigd gezin en in hetzelfde berichtje verzocht de man mij om de zaken die bij het Gerecht in Eerste Aanleg waren ingediend, in te trekken.
Als uw kind zonder uw toestemming door de andere ouder naar een ander land wordt meegenomen vanuit zijn of haar gewone verblijfplaats en/of als uw kind zonder uw toestemming door de andere ouder achtergehouden wordt in een ander land, kan er sprake zijn van internationale kinderontvoering. Het ‘Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 1980’ (‘Kinderontvoeringsverdrag’ of ‘HKVO’) komt voort uit het verlangen om in internationaal verband kinderen (jonger dan zestien jaar) te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren. Ook bestond er behoefte aan procedures die onmiddellijke terugkeer van het kind waarborgen en het omgangsrecht met de andere ouder verzekeren. Met andere woorden, het Kinderontvoeringsverdrag heeft als doel om internationale kinderontvoeringen te voorkomen. Wanneer een internationale kinderontvoering heeft plaatsgevonden is het uitgangspunt dat het kind zo snel mogelijk terugkeert naar het land waaruit het is meegenomen. Voor Curaçao heeft het Kinderontvoeringsverdrag – in tegenstelling tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba – geen medegelding. Daar komt gelukkig op zeer korte termijn verandering in omdat de Raad van Ministers deze maand heeft ingestemd met de ratificatie van het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Dat is goed nieuws voor slachtoffers van ontvoeringszaken zoals achterblijvende ouders die in alle staten zijn omdat hun kind bijvoorbeeld plotseling niet terug is gekomen van vakantie in Nederland.
Het HKVO is gebaseerd op reciprociteit, hetgeen impliceert dat het verdrag in de nabije toekomst (na ratificatie door Curaçao) niet alleen de terugkeer van een naar Curaçao ontvoerd kind zal bevorderen, maar ook de terugkeer van een uit Curaçao ontvoerd kind. Er zal na de officiële bekrachtiging van het HKOV hoogstwaarschijnlijk op Curaçao een instantie (de ‘Centrale autoriteit’) worden opgericht waarbij (ouders van) ontvoerde kinderen terecht kunnen. Die Centrale autoriteit zal toezien op de naleving van het HKVO en de achterblijvende ouder kan een verzoek tot teruggeleiding bij de Centrale autoriteit indienen. Wanneer een ouder in een ander land woont dan het kind en er geen omgangsregeling is vastgesteld, kan deze ouder bij de Centrale autoriteit een verzoek tot internationale omgang indienen. De Centrale autoriteiten van verschillende lidstaten werken onderling samen en dragen er zodoende aan bij dat het ontvoerde kind zo
spoedig mogelijk terugkeert.
Bij internationale kinderontvoering zal in eerste instantie getracht worden het ontvoerde kind vrijwillig te laten terugkeren. Als dat niet lukt en er evenmin een andere oplossing bereikt wordt, is het aan het Gerecht van de lidstaat waarnaar het kind ontvoerd is om te beslissen over de teruggeleiding naar de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Daar zal het kind in diens vertrouwde omgeving moeten wachten tot er beslissingen zijn genomen ten aanzien van diens (hoofd) verblijfplaats en andere relevante onderwerpen (omgang, gezag et cetera).
Het Haags Kinderontvoeringsverdrag neemt als uitgangspunt dat de rechter van de
gewone verblijfplaats van het kind het beste in staat is om een besluit te nemen over geschillen omtrent het gezag. Aan het begrip ‘gewone verblijfplaats van het kind’ wordt inhoud gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Het gaat daarbij om de plaats waarmee het kind maatschappelijk de nauwste binding heeft. Andere factoren die van belang zijn bij het bepalen van ‘de gewone verblijfplaats’ zijn bijvoorbeeld omstandigheden zoals de duur van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het kind naar school gaat, de talenkennis en bijvoorbeeld familiebanden van het kind.
Het Haags Kinderontvoeringsverdrag heeft een strikt kader en beoogt de onmiddellijke terugkeer van het ontvoerde kind naar het land van zijn gewone verblijfplaats. Toch kan het verzoek om terugkeer in bepaalde gevallen worden afgewezen, dat is bijvoorbeeld mogelijk als het kind zich tegen terugkeer verzet. Het komt ook dikwijls voor dat de ontvoerende ouder zich beroept op de omstandigheid dat het kind inmiddels geworteld is in zijn nieuwe omgeving. Die vlieger gaat op grond van het HKVO in ieder geval niet op als er sinds de overbrenging en het niet doen terugkeren van het kind enerzijds en de indiening van het teruggeleidingsverzoek anderzijds minder dan één (1) jaar is verstreken. In die gevallen wordt een beroep op worteling over het algemeen niet gehonoreerd.
Bent u geïnteresseerd in andere weigeringsgronden van het Haags
Kinderontvoeringsverdrag of heeft u vragen over kinderontvoering, neem dan gerust
contact met ons op via info@true-lawyers.com. Wij helpen u heel graag.