Opgelucht haalt mijn cliënt adem. We staren naar een proces-verbaal waarin staat aangegeven dat partijen ter beëindiging van de procedure tot overeenstemming gekomen zijn conform het aangehechte ouderschapsplan, dat de verzoeken worden ingetrokken én dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

De man, die op het eiland geen sociaal vangnet heeft, voelt zich ongelukkig sinds zijn huwelijk met de Curaçaose schone drie jaar geleden op de klippen is gelopen. Cliënt heeft een diepgeworteld verlangen om, na vijftien jaar op het eiland gewoond en gewerkt te hebben, weer terug naar Nederland te verhuizen. Met het procesverbaal in handen lag hem geen strobreed meer in de weg om met de kinderen terug naar Nederland te verhuizen, een lang gekoesterde wens die op het punt staat wer-kelijkheid te worden.

De rechter had eerder in kort geding afwijzend geoordeeld op het verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Nederland. Er werd rekening gehouden met het feit dat de minderjarigen geboren en opgegroeid zijn in de Curaçaose samenleving. De verhuizing naar een ander land is op zich al een grote verandering maar te meer ingrijpend nu dat zal betekenen dat de minderjarigen niet meer, zoals nu, vrijwel dagelijks fysiek contact met hun moeder hebben. De rechter in kort geding hield er ook rekening mee dat de man nog werk had hier te lande en dat hij in Nederland nog géén vervangend werk had, waardoor de man vooralsnog voor de voorziening in zijn levensonderhoud afhankelijk zou worden van familie of een sociale uitkering. De omstandigheden waren ten tijde van het kort geding volgens de rechter dus onvoldoende klemmend om te oordelen dat de keuze van de man tot emigratie op dat moment moest worden gerealiseerd.

Nu, in het (aan het proces-verbaal aangehechte) ouderschapsplan, passeren onderwerpen met betrekking tot de invulling die partijen geven aan het gezag dat zij over de minderjarige kinderen delen voorafgaand aan en nadat de man met de kinderen in Nederland is gaan wonen. Zo is er bijvoorbeeld afgesproken dat de kinderen hun moeder dagelijks op een bepaald tijdstip per videocall moeten bellen.

De vrouw was dus in eerste instantie geenszins voornemens om mee te werken aan het plan van de man om met de kinderen naar Nederland te verhuizen. Om zo weinig mogelijk tijd te verlie-zen diende ik tegelijkertijd met het verzoek in kort geding een bodemverzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar Nederland (en ook voor de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen) in, rekeninghoudend met de kans dat het verzoek om vervangende toestemming in het kort geding afgewezen zou kunnen worden. Op die manier was ik er zeker van dat een datum ter behandeling van het verzoek in een bodemprocedure niet al te lang op zich zou laten wachten als het verzoek in kort geding werd afgewezen. Immers, de man wilde graag al in de kerstvakantie naar Nederland, nu zijn initiële plan om in de zomervakantie te ver-huizen in duigen viel met de afwijzende beschikking van de rechter in kort geding.

Dat partijen er gezamenlijk uitgekomen zijn zonder dat er een beschikking gewezen moest worden, is te danken aan de rechter die met zijn creatieve voorstellen partijen in de juiste richting bewogen heeft. Tijdens de eerste mondelinge behandeling van het verzoek om vervangende toestemming, gaf de rechter aan partijen de opdracht om op een neutrale plek af te spreken teneinde drie uitgewerkte voorstellen van de man – over omgang tussen de kinderen en de vrouw in de periode ná de verhuizing naar Nederland – met elkaar te bespreken. De rechter gaf daarbij voorzichtig aan de vrouw te kennen dat de man het recht had om in een ander land een (nieuw) leven op te bouwen. De deur naar zijn nieuwe toekomst was dan ook niet potdicht ondanks het feit dat de vrouw zich weigerachtig opstelde.

Hoewel partijen er na afloop van de door de rechter opgelegde afspraak samen niet uitkwamen voor wat betreft de invulling van een omgangsregeling en andere belangrijke onderwerpen, zoals de omvang van de maandelijkse kinderalimentatie, deelde de vrouw op enig moment geheel onverplicht aan de kinderen mee dat de verhuizing naar Nederland met hun vader plaats zou vinden. Toen de rechter dit vernam merkte hij op zeer verheugd te zijn dat de ouders samen in staat waren geweest om tot een oplossing te komen, hetgeen zeer waardevol voor alle betrokkenen was. De verzoeken om plaatsvervangende toestemming en wijziging van de hoofdverblijfplaats konden wat de rechter betrof worden ingetrokken waarna alleen nog de verzoeken ter zake de zorg- en omgangsregeling (te onderscheiden in de periode voorafgaand én na afloop van de verhuizing) resteerden.

De rechter had echter naar onze mening wel heel erg veel vertrouwen in de goede afloop en de man was niet voornemens om zijn zaak in te trekken voordat hij de toestemmingsformulieren ondertekend en wel in zijn bezit had. Uiteindelijk hebben partijen beiden nog een akte ingediend waarin door beide partijen om een tweede en laatste zit-ting werd verzocht. De rechter ging echter niet klakkeloos in op het verzoek van partijen om een tweede mondelinge behandeling. Immers, hij had het druk en er was weinig zittingsruimte beschikbaar op korte termijn. Reden waarom de rechter partijen voor een tweede keer een buitengewone instructie gaf, namelijk om een viergesprek te houden. Daarbij deed de rechter de belofte dat hij een gaatje in zijn overvolle zittingsagenda zou vinden mits partijen een dergelijk viergesprek zouden voeren.

Het viergesprek bleek uiteindelijk succesvol, want partijen wisten beiden dat de verhuizing niet (meer) tegengehouden kon worden. Partijen waren zich er ook van bewust dat ze beiden water bij de wijn moesten doen dankzij de spreekwoordelijke speldenprikjes die de rechter tijdens de eerste mondelinge behandeling zorgvuldig doch nonchalant had uitgedeeld.

Kortom, een zaak waar partijen, dankzij een voort-varende en doortastende rechter, de juiste vragen, geschikte opdrachten en kleine speldenprikjes, op het scherpst van de snede tot elkaar kwamen. Waarom het bereiken van een gezamenlijke oplossing aldus de rechter zo waardevol was, is een onderwerp waar ik aan het einde van de dag nog eens over reflecteer. Het leed is naar mijn mening al geschied op het moment dat partijen bij de rechter belanden. Het is dan ook nuttig om te weten dat het zelfs dan nog niet te laat hoeft te zijn. Daar hebben echter alle partijen een rol en verantwoordelijkheid in (te dragen).