Het maken van huwelijkse voorwaarden komt tegenwoordig steeds vaker voor. De huwelijkse voorwaarden zien doorgaans met name toe op afspraken tijdens het huwelijk en vaak (helaas) niet op de beëindiging daarvan.
Bij huwelijkse voorwaarden kunnen echtgenoten zelf bepalen of en hoe zij hun vermogen en bijvoorbeeld de kosten van de gezamenlijke huishouding tijdens huwelijk willen verdelen. Vaak spreken wij (als juristen) over koude of warme huwelijkse voorwaarden. Met koude voorwaarden wordt bedoeld dat partijen naast het uitsluiten van de wettelijke gemeenschap van goederen, gedurende het huwelijk geen enkel inkomen of verkregen vermogensbestanddelen met elkaar zullen delen. Behalve een bijdrage in de kosten van de gezamenlijke huishouding, zal aan het einde van het huwelijk weinig te verdelen zijn. De echtscheiding en afwikkeling van het huwelijk is dan ‘zo gepiept’. Het komt echter vaker voor dat aanstaande echtgenoten met elkaar afspreken dat zij tijdens het huwelijk het overgespaarde inkomen periodiek (bijvoorbeeld elk jaar) met elkaar zullen verrekenen, het zogenoemde verrekenbeding. Het voordeel daarvan is dat de minder verdienende echtgenoot de mogelijkheid krijgt om mee te genieten van het inkomen van de andere echtgenoot en om tijdens het huwelijk ook zelfstandig vermogen op te bouwen.
Een voorbeeld. Een vrouw verdient in een bepaald jaar een inkomen van 90. De man verdient in datzelfde jaar een inkomen van 70. De kosten van de huishouding waren 50 en partijen hebben gezamenlijk evenveel (50/50) in die kosten bijgedragen. De echtgenoten hebben bij huwelijkse voorwaarden afgesproken dat zij de overgespaarde inkomsten jaarlijks met elkaar zullen verrekenen. In dat geval moet de vrouw bij verrekening 10 aan de man betalen. De minder verdienende echtgenoot geniet tijdens het huwelijk dus mee van de verdiensten van de andere echtgenoot.
Klinkt goed toch? In ieder geval een stuk warmer en romantischer dan de koude uitsluiting. U voelt het woordje ‘maar’ al aankomen. Belangrijk is dat in de huwelijkse voorwaarden duidelijk wordt omschreven welk overgespaard inkomen de echtgenoten met elkaar willen verrekenen. Wat wordt door hen onder inkomsten verstaan? Wordt daarmee alleen inkomen uit arbeid bedoeld? Of gaat het ook om uitkeringen van bijvoorbeeld (levens)verzekeringen, dividend en inkomsten uit verhuur van onroerende goederen? Ook belangrijk is dat echtgenoten duidelijk afspreken welke kosten op het inkomen in mindering mogen worden gebracht. Zijn dat alleen de kosten van de huishouding, zoals een hypothecaire lening en dagelijkse kosten? Of mogen eventuele alimentatie-verplichtingen van een echtgenoot aan een voormalige partner ook op het inkomen in mindering worden gebracht? Kortom, hoe duidelijker de afspraken zijn, hoe kleiner de kans dat de echtgenoten ruzie krijgen over de aard en omvang van het te verrekenen inkomen.
Alhoewel verrekenbedingen regelmatig in huwelijkse voorwaarden worden opgenomen, wijst de praktijk uit dat men doorgaans niet periodiek met elkaar om de tafel zit om overgespaard inkomen met elkaar te verrekenen. Het komt vaker voor dat echtgenoten zich pas bij de echtscheiding realiseren of herinneren dat zij een periodiek verrekenbeding met elkaar zijn overeengekomen.
Wat dan? De wet bepaalt dat een vordering vanwege een verrekenbeding pas na verloop van drie jaren na het einde van het huwelijk verjaart. Het wordt dus nog een hele klus om na twintig jaar huwelijk te berekenen welk bedrag een echtgenoot in een bepaald jaar aan de andere echtgenoot verschuldigd was. De wet biedt hulp door in de regeling een bewijsvermoeden op te nemen. De wet bepaalt dat indien aan het einde van het huwelijk niet aan de periodieke verrekenplicht is voldaan, vermoed wordt dat het alsdan aanwezige vermogen is gevormd uit wat tussen de echtgenoten verrekend had moeten worden. Volgt u het nog?
Het doel van deze wettelijke regeling is dat men niet meer hoeft na te gaan wat in het verleden als overgespaard inkomen moest worden verrekend. Daartegenover wordt al het vermogen van de echtgenoten bij het einde van het huwelijk vermoed een belegging van niet-verrekende inkomsten te zijn. Dit vermogen moet tussen partijen gelijk (50/50) worden verdeeld. Deze regel komt in feite dus neer op een verdeling alsof er een wettelijke gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten bestond. En u voelt waarschijnlijk al aan dat de verdeling van dat vermogen aan het einde van de rit, wanneer de liefde over is, vaak niet zonder slag of stoot zal gaan.
Het is daarom belangrijk om op te merken dat echtgenoten bij het opmaken van de huwelijkse voorwaarden afwijkende afspraken kunnen maken voor het geval dat zij tussentijds vergeten om overgespaarde inkomsten te verdelen. De contractsvrijheid staat voorop!