In mijn laatste bijdrage in de Ñapa, is met behulp van een casus toegelicht hoe testamenten volgens de wet moeten worden uitgelegd. Over dit onderwerp bespreek ik graag een andere casus met u waarin op 24 februari jl. door de Hoge Raad uitspraak is gedaan.
Wij hebben gezien dat hoofdregel is dat bij uitleg van testamenten moet worden gelet op de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Pas als bij toepassing van de hoofdregel blijkt dat het testament “geen duidelijke zin heeft”, mag het testament worden uitgelegd met behulp van verklaringen van anderen over wat de erflater bij testament zou hebben bedoeld. In de vorige casus werd bewijs toegelaten door verklaringen van anderen, omdat het testament anders geen duidelijke zin zou hebben. In de volgende casus is het zover niet gekomen.
Een vader met een goedlopend bedrijf heeft bij testament zijn zoon en dochter als enige erfgenaam aangewezen. Dochter en zoon waren beiden houder van (certificaten van) aandelen in de holdingvennootschap van het bedrijf. Bij testament heeft vader o.a. bepaald dat zijn dochter binnen zes maanden na zijn overlijden al haar (certificaten van) aandelen in die vennootschap aan zijn zoon moet afgeven, tegen betaling door de zoon van de waarde van die aandelen in het economische verkeer. Alle rechten van de dochter, waaronder de erfstelling, vervallen als de aandelen niet tijdig eigendom zijn geworden van de zoon.
De zoon en dochter komen niet tot overeenstemming over de waarde van de aandelen. De zoon bepleit dat de dochter daardoor inmiddels geen erfgenaam meer is en dat haar recht op vergoeding van de waarde van de aandelen is vervallen. De dochter bepleit dat de termijn van zes maanden pas zou ingaan nadat de waarde van de aandelen zou zijn vastgesteld; “papa zou immers niet gewild hebben dat ik mijn rechten zomaar zou verliezen”.
De rechtbank volgt de dochter en oordeelt dat uit het testament blijkt dat de vader wilde dat de broer enig aandeelhouder zou worden van het bedrijf, maar ook dat zijn dochter voor levering van de aandelen een eerlijke prijs zou krijgen. Een redelijke uitleg van het testament brengt met zich mee dat eerst de waarde moet worden bepaald en dat dan pas sprake kan zijn van een tijdige overdracht.
In hoger beroep wordt de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Om de verhoudingen die het testament wenste te regelen te kunnen vaststellen, is de notaris als getuige gehoord. De notaris beriep zich op zijn verschoningsrecht, maar heeft in algemene termen de vragen van het Hof beantwoord. Hij gaf aan dat vader zich zorgen maakte over de continuïteit van zijn bedrijf. Op de vraag hoe de sanctie van verval van rechten van de dochter in het testament terecht is gekomen, antwoordde de notaris daar geen mededelingen over te kunnen doen, behalve dan dat de vader iemand was wiens wil wet was. “Als hij iets wilde, dan moest het potverdorie ook zo gebeuren.”
Het Hof gaf de zoon gelijk. De aandelen moesten binnen zes maanden worden geleverd met als sanctie het verval van rechten van de dochter. En nu de notaris had opgemerkt dat het vader om de continuïteit van het bedrijf ging, en dat “potverdorie” moest gebeuren wat de vader wilde, past bij de uitleg van het testament een strakke termijn van zes maanden na zijn overlijden beter dan een zachte en onzekere termijn die pas verstrijkt als de waarde van de aandelen onderling is bepaald.
De Hoge Raad heeft de klachten tegen deze uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De zus kwam van een koude kermis thuis. Ze is geen erfgenaam meer en kan geen rechten meer ontlenen aan het testament.
De procureur-generaal van de Hoge Raad constateerde dat het om een verdrietige zaak gaat, waarin broer en zus niet optimaal zijn bijgestaan om onderling tot een oplossing te komen; “het gejuridiseerde en tot in hoogste instantie uitgevochten geschil zal niet zijn wat hun vader voor zich zag”.
Daar ben ik het mee eens. De inhoud van het testament bezien, hadden broer en zus een gelijk aandeel in de nalatenschap verkregen. Het is misgegaan toen zij elkaar niet konden vinden in de waarde van de aandelen. Zij hadden zich beter kunnen inspannen om met juridische bijstand tot overeenstemming te komen. De broer heeft uiteindelijk gewonnen, maar daarmee staat niet vast dat hij ook enig aandeelhouder van het bedrijf is geworden.
Een gezamenlijk gedragen oplossing is altijd beter dan een jarenlange strijd in rechtsonzekerheid.