De COVID crisis heeft de hele wereld op z’n kop gezet. Daarbij heeft iedereen een eigen mening over het virus, de maatregelen die door de overheid zijn getroffen en het wel of niet vaccineren tegen het virus. Vooralsnog is de regel dat niemand gedwongen kan worden om zich tegen het virus te vaccineren en dat men zelf hierover een beslissing mag nemen. In de toekomst zullen waarschijnlijk uitzonderingen op de regel worden aangenomen en worden vastgelegd dat onder bepaalde omstandigheden vaccinatie verplicht kan worden gesteld.
Wat is nu de rechtspositie van degene die op grond van de wet onder curatele is gesteld? Komt die persoon het recht toe om zelf te beslissen om zich tegen het Covid-19 virus te laten vaccineren of niet? Mag men zonder meer aannemen dat een persoon die onder curatele gesteld is, niet in staat is daarover zelfstandig een beslissing te nemen? Denk bijvoorbeeld aan de ouder die onder curatele is gesteld in de beginfase van dementie. Of de drugsverslaafde die vanwege zijn ongecontroleerde gedrag in de samenleving onder curatele is gesteld. Kan ten aanzien van deze personen met zekerheid worden aangenomen dat zij zelf niet in staat zijn om hun wil te bepalen wanneer het de vaccinatie tegen het covid-19 virus betreft?
De wet kent drie regelingen die in het bijzonder gericht zijn op de bescherming van meerderjarigen. Dit betreft de curatele, het onder bewind stellen van meerderjarigen en mentorschap. De curatele is veruit het meest verstrekkende middel ter bescherming van meerderjarigen. De wet bepaalt namelijk dat de onder curatele gestelde (“de curandus”) vanaf de ondercuratelestelling onbekwaam is om rechtshandelingen te verrichten en door een curator vertegenwoordigd moet worden. De curandus mag geen handelingen verrichten, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de curator. De curator is verplicht om altijd in het belang van de curandus te handelen. Wat nu als de curator voorstander is van vaccinatie en de meerderjarige curandus zich tegen vaccineren verzet?
Op 7 april 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland zich over deze vraag gebogen. De rechtbank oordeelde dat de curator in dat geval niet bevoegd is om de meerderjarige te vertegenwoordigen. Volgens de rechtbank is het vaccineren tegen Covid-19 een hoogstpersoonlijke aangelegenheid en kan de curandus in een zodanig hoogstpersoonlijke kwestie niet worden gedwongen tot iets wat hij niet wil en waartegen hij zich uitdrukkelijk verzet.
Deze uitspraak van de rechtbank heeft tot veel kritiek geleid. Daarbij is o.a. opgemerkt dat de curator op grond van de wet bevoegd is en ook verplicht is om beslissingen te nemen over zaken betreffende de verzorging, verpleging en behandeling van de meerderjarige, als dat kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de meerderjarige te voorkomen.
U ziet, de strijd is nog lang niet gestreden. Desalniettemin geef ik u graag de volgende juridische context mee.
Het Europese Hof van de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk benadrukt dat beperkingen in de privélevens en het zelfbeschikkingsrecht van mensen alleen zijn toegestaan, als die beperkingen een legitiem (lees: rechtmatig) doel dienen en proportioneel zijn. Een curator zal altijd zo goed mogelijk moeten beoordelen of de onder curatele gestelde meerderjarige – ondanks bijvoorbeeld een geestelijke stoornis of verslaving – ten aanzien van bepaalde kwesties wél in staat is om de eigen wil te bepalen. Het enkele feit dat iemand onder curatele is gesteld vanwege een geestelijke stoornis, betekent namelijk niet automatisch dat die persoon vanwege die stoornis nooit in staat is om over bepaalde zaken zijn eigen wil te bepalen.
De curator moet zich inspannen om de meerderjarige zoveel mogelijk bij zijn beslissingen en handelingen te betrekken en zal in bepaalde gevallen goed moeten afwegen of de meerderjarige in staat is om zijn eigen belangen op een redelijke wijze te waarderen. Dat zal niet altijd makkelijk zijn. Zeker niet als familieleden van de meerderjarige zich er ook mee bemoeien. Dit spanningsveld komt in gevallen van curatele regelmatig voor. In de rechtspraak zijn daarvan diverse voorbeelden terug te vinden, bijvoorbeeld wanneer men het niet eens wordt over de verblijfplaats van de meerderjarige of de manier waarop zijn vermogen wordt beheerd.
Mochten partijen er onderling niet uitkomen, dan kan het geschil aan de rechter worden voorgelegd. Let daarbij goed op de processuele vereisten. Niet iedereen is bevoegd om een dergelijke zaak aan te spannen en het toetsingskader van de rechter moet niet uit het oog worden verloren.